Het is al bijna 50 jaar geleden dat de Nederlandse dichter Jan Engelman overleed. Hij werd vrij bekend met zijn gedicht ‘Vera Janacopoulos’ (‘Ambrosia, wat vloeit mij aan? // uw schedelveld is koeler maan // en alle appels blozen’). Veel minder bekend is het gedicht ‘Sandwijck‘, dat hij een paar jaar voor zijn dood schreef voor Charlotte barones van Boetzelaar, de laatste adellijke bewoonster van het huis. Een inspirerende dame trouwens, ook de schilder Pyke Koch liet zich niet onbetuigd.

Het is bijzonder om dit gedicht te lezen, wetende hoe dit verhaal zich heeft ontwikkeld. Engelman — en ongetwijfeld de freule ook — vreesde voor de toekomst van het huis en het landgoed.

Die vrees was niet onrecht, in de jaren na het overlijden van Engelman heeft het landgoed flink geleden. De universiteit heeft het gekocht, met de bedoeling een appartementencomplex van het huis te maken, en de tuin aan te sluiten op de botanische tuin van de Uithof. Maar de komst van de A28 gooide roet in het eten, en het huis raakte vervallen. Er is zelfs herhaaldelijk een sloopvergunning aangevraagd.
In 1980 heeft een groep studenten het gekraakt, en niet alleen het huis maar ook de tuin onder handen genomen. Tien jaar later is het gelegaliseerd, gerenoveerd, en definitief in gebruik genomen als woongroep. Charlotte was aanwezig bij de officiële ingebruikname.
Toch een soort poetic justice.
Geef een reactie