Telg

Kinderen, ik had er nooit zo veel mee. Toen ik een jaar of 15 was, vroegen de buren me om op hun kinderen te passen, en dat deed ik want het leverde een prettig zakcentje op, maar leuk vond ik het niet. Ik wist niet wat ik voor dingen voor ze moest verzinnen, ik wist niet wat ik moest doen als ze vervelend waren, en in mijn eentje tv kijken als ze naar bed waren, vond ik stomvervelend.

Ik voelde me dan ook niet echt geroepen om kinderen te krijgen. Van huis uit werden we niet aangemoedigd om snel kinderen te krijgen, mijn moeder vond het veel belangrijker dat we eerst onszelf zouden ontwikkelen. ‘Vor dem ersten Kinderschreien // muß ich mich erstmal selbst befreien’, dat. En dus richtte ik mijn leven in op mijn werk. Studeren, werken aan een proefschrift — en poezen hebben. Die vond ik wél leuk, en daar had ik wel vanuit de grond van mijn hart belangstelling voor. Kattenfluisteraar was ik, nooit een kinderfluisteraar. Dat ik opgroeide in de doemdenkende jaren tachtig hielp natuurlijk ook niet.

Toch, nu ik me zo verdiep in mijn stamboom, en zie van welk groot netwerk ik deel uitmaak, nu voelt het gek om te weten dat het bij mij stopt. De oudste voorouder die ik gevonden heb — Talle Schulte die in 1583 geboren werd in Dörpen, een Duits dorpje net over de grens bij Bourtange — zal het weinig uitmaken. Aan een stamboom zo volgeladen mist men één, twee telgjes niet. Maar toch. Al die voorouders hebben zich al die jaren zo veel offers en moeite getroost, en ik haak af.

Enfin, er is niks meer aan te doen.

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *