Uren, dagen, maanden, jaren

Eén van mijn eerste herinneringen dateert van zo’n 50 jaar geleden. We woonden nog in het huis van mijn kindertijd, een nieuwbouwwoning in een nieuwbouwwijk, en in mijn herinnering was het een warme zomer. De parasol stond uit, en we speelden met wat vermoedelijk de plantenspuit was, of de tuinslang. Iets, in elk geval wat zeer begeerlijk was, en waar we om beurten mee mochten spelen. En mijn beurt was voorbij, één van mijn zussen had het begeerde voorwerp nu. “Jij mag straks weer”, zei mijn moeder. “Mamma, wanneer is ‘straks’?” “‘Straks’ is over een kwartier”, zei mijn moeder. “En wat is dan ‘zo meteen’?” vroeg ik. “‘Zo meteen’ is over vijf minuten”, zei mijn moeder, en ze zette het ouderwetse witte kookwekkertje. Daarmee had tijd structuur gekregen, iets tastbaars.

Het was de tijd waarin een jaar iets onmeetbaar langs was. Een schooljaar duurde eindeloos, zelfs een schooldag was niet te overzien. Al had dat misschien ook te maken met de meester van de vierde klas, met wie ik bepaald niet overweg kon. Hij ook niet met mij, dat moet ook gezegd.

Ik weet niet precies wanneer daar precies verandering in kwam. Mijn schooltijd duurde tot mijn 19e, ik deed eerst HAVO en toen nog VWO, daar zal ongetwijfeld al een zekere sleur in geslopen zijn. De zes jaar die ik nog over mijn studie mocht doen, waarin ik stage liep in Engeland, een studievereniging opzette en een studentenblad, dat waren nog steeds afgemeten jaren. Daarna kwam de sprong in het diepe, de tijd waarin ik niet meer student was, maar volwassene, dat alleen al is een minder tijdgebonden woord.

En nu kijk ik terug op meer dan 50 jaar. Met schrik zie ik dat 2025 alweer zeven maanden oud is. Ik houd dit jaar voor het eerst een dagelijks logboek bij, dat geeft wel wat grip op mijn tijdsgevoel. Maar de patronen die ik zie zijn anders. Het perspectief is niet meer het perspectief van een mier, maar van een buizerd, en dat maakt heus verschil.

Ik speel ook een beetje vals. Ik kijk niet alleen naar mijn eigen leven, maar door in de stamboom van mijn ouders en grootouders te duiken, trek ik het perspectief nog veel beter. Het gaat niet om een dag of een jaar, het gaat om mensenlevens, om generaties. Ik zoek in oude krantenarchieven, en vind het overlijdensbericht van mijn betovergrootmoeder — een van mijn acht betovergrootmoeders. Er zijn in haar leven heel veel ‘straksen’ en ‘zo meteens’ geweest, maar ze is overleden. Statistisch gezien mag ik nog 25 jaar door, maar ook mijn leven is eindig. Het is misschien ook niet zo erg. Ik ben deel van een netwerk, ik ben niet onmisbaar en zeker niet uniek.

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *