Auteur: ace bees

  • Spoorzoeken

    Het zomerreces duurt zes weken, dus dan heb je alle tijd om papieren uit te zoeken. Althans, dat dacht ik. Maar inmiddels zijn we al toe aan week 3, en van papieren uitzoeken was nog niets terecht gekomen. Wel van weekendjes weg, bezoek aan vrienden, het lezen van het concept verkiezingsprogramma van de SP, het bakken van een dadelwalnotenbrood, … Dus het werd tijd om spijkers met koppen te slaan.

    Vanmorgen heb ik dus alle dozen tevoorschijn gehaald en midden in mijn kamer gezet. Een fait accompli dat opgelost moet worden. De eerste dozen en tassen heb ik uitgezocht. Oude agenda’s, verjaardagskalenders, schoolschriften, foto’s, de toespraak die mijn vader hield op zijn bruiloft, mijn schooldiploma’s, het MULO-examen dat mijn moeder deed, opstelschriften, oude fotocamera’s met de filmpjes er nog in, sinterklaasgedichten.

    Zo veel als ik kan gooi ik dingen weg. Een deel is oud papier, of kan simpelweg de kliko in, dat is gemakkelijk, maar er is ook het nodige dat naar de kringloop moet. En dan zijn er de foto’s en overlijdensberichten die ik wil inscannen en koppelen aan mijn stamboom. Ik moet de blik op de bal houden: er moet zo veel mogelijk weg, wat er over blijft moet nog verwerkt worden, maar niet nu.

    Eerder verwerkte ik al een andere lading foto’s, brieven en aantekeningen. Dat was kort na het overlijden van mijn moeder, en het hielp me om mijn jonge moeder weer bij me terug te brengen. Gek genoeg voelt het nu meer alsof ze onherroepelijk bij ’the great majority’ is gaan horen. Er is een heel grote groep met voorouders, daar hoort ze bij.

    Het gekke is, ik mis mijn moeder niet, niet echt. Daarvoor was ze al te lang niet meer onderdeel van mijn dagelijks leven. Maar ik verlang er steeds meer naar om haar nog eens te zien, en dingen met haar te bespreken. Dát mis ik.

  • Hitte haten

    Eén voordeel van klimaatverandering is wel dat ik een veel genuanceerder kijk heb gekregen op hitte. Ik haat hitte, vooral de dagen dat het boven de 30°C is. Die zit ik gelaten uit met de gordijnen dicht, de ventilator aan en mijn voeten in een teil water, omdat er nu eenmaal niks aan te doen is. Maar elke dag dat het onder de 30°C is, vier ik als een feestje.

    Ik zag erg uit naar de zomer. Nachtmerries van zweterige dagen waarop ik niks kon doen, plakkerige nachten waarin je nauwelijks afkoelt, weken van passiviteit. En het wordt alleen maar erger.

    Deze zomer valt dan ook erg mee. We hebben een paar tropische dagen gehad, maar de ellende bleef beperkt. Het voorjaar daarentegen was geweldig. Het was zonnig en fris, ik heb lopen genieten tot en met. Van eerdere jaren herinner ik me niet dat ik me zo bewust was van het contrast met de plakkerige hitte die we de laatste jaren steeds meer krijgen. Maar ook eerdere zomers kunnen niet zó vreselijk geweest zijn. Er zijn vermoedelijk ook niet zo heel veel zomers geweest die alleen maar uit tropische dagen bestonden.

    Of het slim is om het allemaal zo te relativeren, is natuurlijk even de vraag. Die kikkertjes in de traag verwamde pan heet water lieten zich ook in de luren leggen. Ik zal mijn spandoeken tegen de klimaatverandering nog maar niet opbergen.

  • Uren, dagen, maanden, jaren

    Eén van mijn eerste herinneringen dateert van zo’n 50 jaar geleden. We woonden nog in het huis van mijn kindertijd, een nieuwbouwwoning in een nieuwbouwwijk, en in mijn herinnering was het een warme zomer. De parasol stond uit, en we speelden met wat vermoedelijk de plantenspuit was, of de tuinslang. Iets, in elk geval wat zeer begeerlijk was, en waar we om beurten mee mochten spelen. En mijn beurt was voorbij, één van mijn zussen had het begeerde voorwerp nu. “Jij mag straks weer”, zei mijn moeder. “Mamma, wanneer is ‘straks’?” “‘Straks’ is over een kwartier”, zei mijn moeder. “En wat is dan ‘zo meteen’?” vroeg ik. “‘Zo meteen’ is over vijf minuten”, zei mijn moeder, en ze zette het ouderwetse witte kookwekkertje. Daarmee had tijd structuur gekregen, iets tastbaars.

    Het was de tijd waarin een jaar iets onmeetbaar langs was. Een schooljaar duurde eindeloos, zelfs een schooldag was niet te overzien. Al had dat misschien ook te maken met de meester van de vierde klas, met wie ik bepaald niet overweg kon. Hij ook niet met mij, dat moet ook gezegd.

    Ik weet niet precies wanneer daar precies verandering in kwam. Mijn schooltijd duurde tot mijn 19e, ik deed eerst HAVO en toen nog VWO, daar zal ongetwijfeld al een zekere sleur in geslopen zijn. De zes jaar die ik nog over mijn studie mocht doen, waarin ik stage liep in Engeland, een studievereniging opzette en een studentenblad, dat waren nog steeds afgemeten jaren. Daarna kwam de sprong in het diepe, de tijd waarin ik niet meer student was, maar volwassene, dat alleen al is een minder tijdgebonden woord.

    En nu kijk ik terug op meer dan 50 jaar. Met schrik zie ik dat 2025 alweer zeven maanden oud is. Ik houd dit jaar voor het eerst een dagelijks logboek bij, dat geeft wel wat grip op mijn tijdsgevoel. Maar de patronen die ik zie zijn anders. Het perspectief is niet meer het perspectief van een mier, maar van een buizerd, en dat maakt heus verschil.

    Ik speel ook een beetje vals. Ik kijk niet alleen naar mijn eigen leven, maar door in de stamboom van mijn ouders en grootouders te duiken, trek ik het perspectief nog veel beter. Het gaat niet om een dag of een jaar, het gaat om mensenlevens, om generaties. Ik zoek in oude krantenarchieven, en vind het overlijdensbericht van mijn betovergrootmoeder — een van mijn acht betovergrootmoeders. Er zijn in haar leven heel veel ‘straksen’ en ‘zo meteens’ geweest, maar ze is overleden. Statistisch gezien mag ik nog 25 jaar door, maar ook mijn leven is eindig. Het is misschien ook niet zo erg. Ik ben deel van een netwerk, ik ben niet onmisbaar en zeker niet uniek.

  • Blogging challenge

    Een maand lang bloggen. Dat moet toch lukken? Ik heb het vaker gedaan, en eigenlijk vind ik het best leuk. De lat ligt laag: elk blogje is er één, en één is genoeg. Het moet alleen wel echt gebeuren. En hopelijk zet ik daarmee ook het creatieve proces weer in gang. Je hebt zo’n blog niet voor niets, per slot van rekening.

    Oké. Het eerste blogje staat er. Nu doorzetten.

  • Wereldverbeteraar

    Paus Franciscus is overleden, en ik ben er verdrietig over. Dat is raar, want ik ken de man niet, en ik heb me al jaren geleden uitgeschreven als katholiek. Dat heeft te maken met mijn onvermogen om te geloven in een almachtige god die het universum bestuurt. Jan Marijnissen zei dat ooit mooi: de rede verzet zich daartegen. Maar het heeft ook te maken met het feit dat de katholieke kerk heel lang geen positieve kracht was. Franciscus heeft daar een klein beetje verschil in gemaakt.

    In de wereld waarin wij leven is een klein beetje verschil al heel wat. Deze paus deed zijn best om er voor mensen te zijn, niet voor het instituut kerk. Ik herinner maar aan het feit dat hij, toen hij daartoe nog in staat was, voetwassingen deed, bijvoorbeeld bij Marokkaanse gevangenen. Hij volgde daarin het voorbeeld van Jezus, en je kunt geen betere handeling kiezen om te laten zien dat de kerk niet gaat om het dienen van het instituut, maar om het dienen van elkaar. Daar begint het allemaal.

    Ik ben vast niet de enige die nadenkt over wat ik kan doen om de wereld een beetje beter te maken. We hebben grote problemen, en degenen die wij kiezen om ons uit die problemen te halen, weet niets beters te verzinnen dan ruziemaken, anderen de schuld geven en nog grotere problemen verzinnen. Wat kunnen we daaraan doen? Ik ga zelf al gillen als ik het bedenk, maar wat Franciscus deed was volgens mij beginnen bij liefde. Betrokkenheid, zorg voor elkaar, warmte. Dat is niet het antwoord op al onze problemen, maar dat is wel waar we moeten beginnen. Daar zit een hoop nederigheid in, het besef dat het niet om jou gaat, maar om ons allemaal.

    Ik weet het niet, maar dat is een vraag die ik graag een poosje met me mee wil dragen: hoe kunnen we de wereld een beetje beter maken?

  • Therapie voor de wereld

    Wat eigenlijk best gek is, is dat we niet zien hoe groot de rol van trauma’s is in de wereldpolitiek. Nou — nee. Dat zien we wel, soms. We kennen de term ’tweedegeneratieoorlogsslachtoffer’, of we kunnen ons er in elk geval wat bij voorstellen. Kinderen van mensen die in concentratiekampen hebben gezeten dragen de sporen van de trauma’s van hun ouders. En we weten ook dat kinderen die mishandeld zijn door hun ouders die pijn vaak ook weer doorgeven.

    Ik kan het niet nalaten me af te vragen of de verschrikkelijke dingen die Israëli’s en Palestijnen elkaar aandoen in deze afschuwelijke oorlog niet ook tweedegeneratietrauma is. Hoe is het anders mogelijk dat mensen elkaar op zo’n verschrikkelijke manier naar het leven staan? En hoe kan het dat de mensen die weten hoe het is om als ‘ongedierte’ te worden uitgeroeid nu bezig zijn om datzelfde te doen met de Palestijnen?

    Ik zou het iedereen zo verschrikkelijk toewensen dat ze hulp krijgen, dat de internationale gemeenschap ingrijpt en hen uit elkaar haalt. Dat we met ons allen zeggen: jullie zijn te zeer getraumatiseerd om dit alleen op te lossen. Dat zou liefdevol zijn: begrip hebben voor de pijn en de angst en de trauma’s van beide partijen, en beiden beschermen.

    We weten dat dat kan, we hebben dat gezien in Ierland waar de katholieken en de protestanten elkaar naar het leven stonden, maar ook in het vasteland van Europa waar Duitsland en Frankrijk elkaars aartsvijanden waren. Je moet ingrijpen, niet om de één of de ander te laten winnen, maar gewoon om het vechten te stoppen en te werken aan een alternatief. Het lost niets op, het geeft de trauma’s alleen maar door naar een volgende generatie.

  • Cappuccino in het park

    Wat is dat toch dat Trump beweegt? Narcisme? Dat is te simpel. Ook als hij een narcist is, heeft hij toch een verdraaid goede neus voor de onderbuikgevoelens waarop hij kan mikken. En niet alleen Trump, ook Poetin, en Wilders, en Orban, en, nou ja, noem het hele rijtje maar op. Zij keren zich af van ‘het vrije Westen’, de progressieve, liberale samenleving die mijn generatie als vanzelfsprekend heeft meegekregen. 

    Het laatste wat een vis ontdekt, is het water. Dat schijnt een oude Chinese wijsheid te zijn: de dingen die vanzelfsprekend zijn, die je altijd voor lief hebt genomen, blijken onmisbaar te zijn als je ze niet meer hebt. Nee, ik wil hier niet een beeld neerzetten van alle vrijheden die wij kwijt gaan raken. Wel probeer ik onder woorden te brengen dat het voor ons heel ingewikkeld is om te zien hoe anderen onze vissenkom zien. 

    Wij genieten van onze vrijheid — de vrijheid om op onze fiets te klimmen, naar het park te rijden, daar een cappuccino te halen en het op een bankje op te drinken. De vrijheid om naar de bioscoop te gaan en maffe films te kijken, of naar de bibliotheek en maffe boeken te lezen, of op het internet te surfen en maffe kattenfilmpjes te kijken. En ook de vrijheid om verliefd te worden op wie we willen, om te geloven in welke religie we maar willen en om ons te presenteren zoals we maar willen. 

    Maar dat die koffie komt van koffieplantages waar mensen worden uitgebuit, dat de computers draaien op stroom die wordt opgewekt op een manier die bijdraagt aan de klimaatverandering, en dat onze vrijpostigheid met onze kijk op de wereld barsten slaat in andermans onwrikbare waarheden, daarvan zijn we ons niet bewust. Dat roept weerstand op. We worden gezien als arrogant, als gevoelloos. En niet geheel ten onrechte.

    En dan zit er bovendien op die vrijheid ook nog een dikke laag suiker van verleiding door bedrijven die niet ons bestwil voor ogen hebben, en al helemaal niet dat van de rest van de wereld, maar hun eigen winstbejag — de vele goedkope kleding, de laatste iPhone, de Chinese troep waar je misschien nooit wat mee zult doen, maar die wel de halve wereld over reist — dat beseffen we ook niet. Dat is het corrupte kapitalistische systeem waar niemand gelukkig van wordt.

    Trump is geen wijze man, en Poetin al evenmin. Het zijn beide narcisten, mensen die een raar instinct hebben voor hoe ze zo veel mogelijk macht naar zich toe kunnen trekken, en die daar ongelooflijk door gecorrumpeerd zijn. Ik denk dat hun macht voedt op de afkeer die veel mensen hebben van de keerzijde van onze vrijheid, de humus waar die op teert. 

    Ben ik dan tegen vrijheid? Nee, zeker niet. Maar ik denk wel dat er een zekere decadentie is gekomen in onze westerse levensstijl, en ik denk ook dat we ons jarenlang zand in de ogen hebben laten strooien over hoe onbekommerd we kunnen leven. We weten onderhand wel dat we fors boven budget leven qua milieubelasting, dat we zo niet kunnen doorgaan. Het wordt ook tijd dat we ons gaan realiseren dat er een verschil is tussen vrijheid en achteloosheid. Die spiegel houdt Trump ons voor. Heeft het zin, komt het dan allemaal goed? Ik durf het niet te beloven. Maar ik weet wel dat dit systeem niet klopt. Trump komt niet uit de lucht vallen. Hij is het product van onze wereld. Het is tijd om dat te beseffen. 

  • Inspiratie moet stromen

    Jaren terug, toen hij te gast was bij Zomergasten, koos Joop van Lieshout een fragment uit van een kunstproject van de tweelingzussen L.A. Raeven. Ik denk dat het om ‘Love Knows Many Faces’[1] ging. Je ziet de beide zussen die aan het zwemmen zijn, en proberen elkaar onder water te duwen en te laten verdrinken. Ik vond het een verschrikkelijk project, en ik begreep niet waarom je zó ver zou willen gaan met je kunst. Wat had dit voor zin? Waar was dit goed voor? 

    En iemand wees me er toen op, dat dit de taak is van de kunstenaar. Grenzen opzoeken en eroverheen gaan. En nu ik de toelichting bij het project lees, en begrijp dat het gaat om hoe dicht haat en liefde bij elkaar liggen, begrijp ik ook beter waarom je zo’n werk zou willen maken. Kunst gaat niet alleen over grenzen opzoeken, maar ook — en misschien wel vooral — over het verbeelden en bespreekbaar maken van het onzegbare. 

    Is dat dan nodig? Ik denk het wel. Eén van de dingen die ik geleerd heb van de haptonomie, is hoeveel je lichaam opslaat van de dingen die ermee gebeuren. De stress, de angst, de onrust, naast het plezier, het genot en de ontspanning. Dat heeft lang geduurd, en ik mis nog steeds veel, maar het helpt me wel om beter voor mezelf te zorgen. Pas als je een beestje bij de naam hebt leren noemen, herken je het. Dan is het geen ‘vogel’, maar een boomkruiper, een bosuil of een zilverreiger. 

    Het is dus nuttig en nodig om grenzen op te zoeken en jezelf bloot te stellen aan verontrustende ervaringen. Een museum waar je doorheen loopt en denkt ‘goh mooi, ook mooi, niet zo mooi, ook mooi’, dat kan een heel plezierige ervaring zijn, maar verrijkend of leerzaam is het niet. 

    Vorig weekend liep ik door het Museum Henriëtte Polak, in Zutphen, en daar stak ik wel wat van op. Op de website van dat museum[2] lees ik het volgende:

    ‘Mecenas en naamgeefster Henriette Polak-Schwarz raakte in 1964 bevriend met kunstenaar Joop Sjollema, die haar overtuigde van de noodzaak om een museum op te richten voor Nederlandse figuratieve kunst geworteld in de academische traditie. Een initiatief tegen de tijdsgeest in, want vooral abstracte en conceptuele kunst stond doen in de (museale) belangstelling.’ 

    Een vergelijkbaar verhaal was ook in de tentoonstelling zelf te horen: dat deze groep mensen zich verzette tegen het werk van COBRA, met bekende namen als Karel Appel en Corneille. Dat was de vernieuwende stroming, iedereen had het hierover, en al het andere moest verdwijnen. Joop Sjollema was één van de mensen die het nodig vond om de gevestigde orde te bewaren. Kunst moest juist herkenbare dingen verbeelden, en niet abstract en onherkenbaar zijn. 

    Het streek me heel erg tegen de haren in. Niet dat ik wat tegen herkenbare of figuratieve kunst heb, maar dat je dáár je energie in zou steken, dat vond ik verspilde moeite, en het leek me erg beperkend voor de creativiteit. Laat mensen toch hun gang gaan, en doe zelf je eigen ding, dacht ik, daar komen veel meer waardevolle kunstwerken uit voort. Hoeveel creatiefs kan er nou voortkomen uit verzet? Het duurde even voor ik de tentoonstelling weer met onbevangenheid kon bekijken.

    En toen dacht ik: dit zouden we ook moeten doen in de politiek. Het is heel begrijpelijk als je moeite hebt met de vernieuwende stroming die Wilders en consorten heeft voortgebracht, en die ook vindt dat al het oude moet verdwijnen. Maar de creativiteit zit niet in het bestrijden van die nieuwe stroming. De echte creativiteit zit in het zelf maken van eigen kunstwerken, in het formuleren van een nieuw ideaal. Daaruit worden nieuwe stromingen geboren, en dat heeft veel meer kracht dan alleen het bestrijden van de concurrentie. 


    [1] Zie https://www.l-a-raeven.com/art/installations/love-knows-many-faces.

    [2] https://www.collectiegelderland.nl/organisaties/museumhenriettepolak?page=2